
Bron: J Aaron Farr, Flickr
Omdat we deze zomer opnieuw China bezoeken, hier een fragment uit Guangzhou, 1998:
‘Vanmiddag was ik voor het eerst in een tempel waar karikaturen van wijsgeren groot en breed uitgemeten aan de wanden hingen. Voor een godsdienst met zoveel zelfspot moet ik wel sympathie voelen. Natuurlijk is deze Bloem Pagode boeddhistisch. Wierook steekt men hier af per mud, en wordt ook weer per mud uitgedoofd en weggegooid na ongeveer tien minuten branden. Ze doven de stokjes in een emmer, wat het water een vuurrode kleur geeft. De stokjes worden ergens achteraan in een schuurtje weggemoffeld. Anderen doen een kosmisch behendigheidsspel: muntjes gooien door de gaatjes van een enorme wierookbrander, of grote, ingevette stenen kralen uit de muil proberen te wurmen van stenen wachterleeuwen.
Echte devotie zien we ook. Dames met stijf dichtgeknepen ogen die, midden tussen de fouragerende en smakkende weekend-Chinezen, keer op keer groetend buigen voor de boeddha, wierookstokjes in de gevouwen handen geklemd, om gunsten bedelend of smekend om verlossing uit hun geestelijke nood.
Terwijl we naar de top van de pagode klimmen, zweven asdeeltjes van wierook om onze hoofden. Dat is een verdieping boven de plek waar je haast in zwijm valt omdat daar de opstijgende wierook zijn grootste dichtheid bereikt. Halverwege ontmoeten we een man die voor elk van de tweehonderd boeddha’s in de pagode plat op zijn buik valt, na eerst een krant onder zich open te vouwen. Boetedoening of smeekbede? En zou hij op de weg naar beneden hetzelfde doen?
200 Boeddha’s?
Dat zijn er voor mij een paar teveel ….
Vriendelijke groet,
LikeLike