
Bron: Flickr, m.prinke, ‘Totenland’
De koudste maand is februari; alle knoppen houden zich krenterig in.
Koudwatervrees en meer, want dood achterhaalt de dappere dodo’s.
Het is sprokkelmaand en het dorre hout ritselt.
Geen plant drinkt van de regenbuien, geen wasgoed bolt in de wilde vlagen.
Skeletten rammelen in hun graven, een plastic zakje danst een ballet in de wind
En zwaait naar spoken die door de velden jagen.
Ik ben bij haar in het koetshuis aan de barre wijde hei.
We spreken over golfbewegingen van oceanen en van volkeren,
En over dierbaren die we nooit weerzien dan in de tere stof van dromen,
waar zij in vertrouwde kleuren ons toelachen, vanuit roetsjbanen en botsautootjes.
Maar hier in het koetshuis zien we het levende weefsel van elkaars regenboogvliezen.
Geen coïtus, maar cohabitus, geen bacchanaal maar een omhelzing.
Hou vast, zegt ze. Hou vast. Ik geef je krokussen voor je verdriet
Het voorjaar is onweerstaanbaar als de dood.