Meer dan een kwart eeuw geleden is het sinds ik voor het laatst Latijns-Amerika bezocht en ik verlangde weer naar de kleuren, de vrolijkheid en het uitheemse van dat continent. Onze keus viel op Cuba ditmaal vanwege haar utopische experiment, haar unverfroren tropische identiteit en haar uitgestrektheid als grootste landmassa in de Cariben. Natuurlijk ook de alom geroemde hartelijkheid die je er aantreft, maar mijn longen verdragen geen sigaren en rum is voor mij bijna een braakmiddel- laten de trotse Cubanen het niet horen. Natuurlijk heb ik toch rum gedronken en aan sigaren gelurkt. When in Rome, do as the Romans do.
We zagen wat films vooraf die het verleden voor ons verhelderden, uiteraard met de onvermijdelijke Castro, brede grijns en grote sigaar waarmee je hem kon uittekenen, en Che Guevara, zoals altijd geportretteerd uit de periode rond 1960 toen hij een ruig baardje droeg en de verve van zijn jonge jaren. Jonge kerels waren het met branie, mooie kerels ook. Menig tienermeisje had Guevara aan de muur. Viel er in die dagen ergens een romantischer vrijheidsstrijder te vinden dan hij? Rond 1970 was in Nederland de Cuba-hype op zijn grootst. Het progressieve Nijmegen werd ook wel het Havana aan de Waal genoemd, en Harry Mulisch schreef zijn Cuba-lofzang ‘Het woord bij de daad’. Those were the days…
Voordat Castro de macht overnam in 1958 was Cuba een verloederd en corrupt land en ellendig voor iedereen behalve voor Amerikaanse miljonairs en hun Cubaanse trawanten. Castro’s mensen veranderden dat ingrijpend: zij bestreden doortastend het welig tierende racisme, prostitutie en de casino’s die floreerden op smerig geld. Castro’s mensen bouwden scholen en ziekenhuizen. Analfabetisme en zuigelingensterfte drongen ze terug en ook aan corruptie, malversatie en chantage door ambtenaren, legerofficieren en vastgoedspeculanten maakten zij resoluut een einde.
Het is allemaal al weer lang geleden, we schrijven 2025. Veel is er veranderd, vooral in de wereld die Cuba omringt. Want Cuba is nog altijd een van de laatste landen op aarde die zich communistisch kunnen noemen. Fidel en Che Guevara zijn gestorven, maar hun geesten waren nog voelbaar rond. En die van de honderdduizenden omgekomen Indianen (vooral Taino en Arawak) sinds de eerste Spanjaarden er voet aan land zetten in de 15de en 16de eeuw.
Want de naam is Indiaans en nog zoveel meer. Al bleef geen kolonie zo lang Spaans als dit, Cuba ademt het Indianendom in al zijn poriën. Cuba komt van Cubao (Taïno): ‘waar vruchtbaar land in overvloed is’. Nog steeds heeft het land vruchtbaar land in overvloed, echter veel ervan ligt braak. Cuba? Ga nu en snel, zeiden vrienden, want sinds kort wordt commercie toegelaten dus het verandert snel. Nu kun je het oude Cuba nog beleven; het Cuba van de antieke auto’s en de provisorische wegen.
Vertrek
Ook de gate naar Havana op de luchthaven van Madrid bevindt zich in de meest provisorische en afgelegen hoek van de luchthaven. Het kost ons een half uur om lopend te bereiken. We hijgen van het snelle lopen, want de overstaptijd is kort. Ik reis met mijn vrouw en mijn twee jongvolwassen kinderen en dat is de eerste keer sinds ons bezoek aan de Azoren drie jaar geleden. Het is 15 oktober 2025, Brak arriveren we aan de andere kant van de oceaan. Al snel stroomt het zweet van ons af, zoals te verwachten viel. Er zijn geen overdekte buizen tussen toestel en voetgangerstraverse zoals op Schiphol; Vanaf een trap stappen we direct de van kerosine en hitte verzadigde buitenlucht in en daarna de stilstaande hitte binnen van de aankomsthal die ruikt naar WC’s en naar stof en oud papier. De vormgeving is die van een groot en obsoleet veertig jaar oud buurthuis met beige tegelvloeren, matwitte muren en dofrode ijzeren hekjes. Cuba mi destinación lezen we. Er staat een lange rij van mensen verloren in doffe berusting waarin we aanschuiven. Er valt geen enkele beweging te bekennen. Niemand klaagt, niemand maakt haast. Geen winkels, geen barretjes, geen opschriften. Ik bereid mij voor op een lang en naargeestig voorportaal van de hel zonder vers drinkwater, zonder zitjes en zonder verlossing maar tot ieders verbazing komt die verlossing toch vrij snel. Met weinig plichtplegingen worden we het land binnen geloodst. In plaats van de gevreesde stempel in ons paspoort die ons bezoek aan bijvoorbeeld de VS lastig kan maken, krijgen we een inlegvelletje en later een gemakkelijk verwijderbaar stickertje aan de harde buitenkant van onze paspoorten. Welkom in Cuba, zegt de kleine vrouw en ze produceert er een matte glimlach bij.

Gerieflijk met airco omspoeld rijdt een plezierig zwijgzame taxichauffeur ons even later de wijde, verkeersarme Cubaanse snelweg op die maar spaarzaam wordt verlicht. De schaarste maakt elke lichtbron een verrassing, zeker de eerste: dat is een waar stilleven in clair-obscur, een theaterdecor bevrozen in de tijd. Een museale lantaarn beschijnt een museaal tafereeltje. Een in blauw en helderrood geverfd tankstation als een jaren ’50 blikken bouwpakket, inclusief de Dinky Toy die staat te tanken. Als vijfjarige verzamelde ik die. Ik was er dol op, maar ook van het mooiste speelgoed gaat even later het nieuwtje af en je laat het soms een tijdje liggen. Dat deed ik ook en mijn moeder dacht abusievelijk dat het mij niet meer interesseerde en gaf ze mee met het oud vuil. Het deed me pijn toen ik dat ontdekte. De bekoring van Dinky Toys is nooit verflauwd. De auto’s hier lijken zo Dinky Toys dat ik een nieuwe verzameling aanleg: foto’s van oude Cubaanse auto’s.
Belle Époque
We rijden door een lege nacht waarin alleen af en toe een verwaaide palmboom de duisternis onderbreekt. Na een half uur verschijnen geleidelijk meer huizen. Gaandeweg verdichten die zich tot buitenwijken die losjes aan de stad hangen, met grote open ruimtes er tussen. De stad is een spin met het dikke lijf als centrum en waarvan de wijd neergezette poten de urbane vertakkingen vormen. Aan dat ruim opgezette herken ik de Amerika’s. We passeren frisgroene velden waar overvloedige lage plantengroei de plek heeft ingenomen van het lang geleden teloorgegane woud dat nu nog vooral groeit op Cuba’s bergen en heuvels. Deze eeuwige juni van ongeremd groeiende struiken, kruiden en bloemen is een verademing na het herfstig verdorrende Nederland. Kronkeltakken, lianen met uitzinnige bloemen en onbekende vruchten hangen over vangrails van pokdalige wegen.
Gaandeweg maakt de stad zich kenbaar maar de verdichting voltrekt zich zeer geleidelijk. We weten pas zeker dat we er zijn als we hobbelen over kinderkopjes en als we vervallen Belle Époque-gebouwen zien die ons hologig aangapen. Ook hier spaarzame verlichting; onder een straatlantaarntje uit een stripverhaal staat in de verder uitgestorven straat een donker groepje knapen. Langs brede lanen en wijde pleinen draaien we ineens een hoek om, wat stegen in en komen met een schok tot stilstand. We zijn er! Havana Viejo. Een hoge houten deur opent en een atletische man komt naar buiten, lacht, steekt zijn hand op. Een man met nobele gelaatstrekken, hij kon ook acteur zijn. Kort stelt hij zich voor: Jake, jullie gastheer en neemt in één beweging twee rugzakken voor zijn rekening. Met het resterende sjouwen we achter hem aan de tien trappen op naar boven, langs smeedijzeren leuningen, spijlen en balustrades die zich alsmaar blijven welven in het donkere verschiet. Naar boven toe wordt het benauwder. Het is laat (23:30u), voelbaar laat. We willen gaan slapen en verder niets.
Maar beleefdheid is het eerste gebod dus we overwinnen onze tomeloze matheid om naar zijn uitgebreide uitleg te luisteren. Welcome in our house, welcome in Havana zegt hij met zijn diepe Afro-stem. You can relax now and feel at home. Hij ontvouwt een reeks met oud plakband bijeengehouden, met liefde gerestaureerde doch veelgebruikte stadsplattegronden en folders. Sommige zijn broos van ouderdom, ik durf ze nauwelijks aan te vatten. Hij is net zo bezweet, moe en beleefd (misschien nog beleefder) als wij, dus we bespreken het nodige en stoppen dan met vragen zodat hij niet meer verplicht hoeft te praten. We trekken ons terug en vallen direct in slaap, dus in onze beleving volgt direct hierop de ochtend en het ontbijt. Mexico is dichtbij- net als daar, vele jaren geleden, pannenkoekjes en omelet, gebakken banaan en grote karaffen versgeperste sappen van guave en ander tropisch heerlijks, met papaja en avocado als vaste begeleiders. De zachtmoedige vrouw die het klaarmaakt serveert het ons met een hemelse glimlach. Ze lijkt op een Mexicaanse.
Nauwelijks is ons ontbijt achter de kiezen of er komt een man binnen die ons begroet, zich neerzet en een uitgebreid gesprek begint. Ik denk aan een amicale buurman omdat hij in jeans en T-shirt loopt, maar hij is onze officiële gids. Behalve dat hij Spaans en geschiedenis geeft als profesór aan een middelbare school, geeft hij niets prijs over zijn privéleven. Hij transpireert en hij rookt, en krijgt van Jake een espresso. Zijn kleren zijn zwart en wit, hij ziet wit en overal grijze haren en stoppels. Met die brede kaak en die ogen vind ik het net een weerwolf, zegt mijn dochter. Je hoeft hem niet mooi te vinden, zeg ik, en fijn dat hij geen Nederlands verstaat. We lopen vanuit het donkere trappenhuis een sprankelende ochtend in met zilver zonlicht over de straat die net als wij zijn ogen uitwrijft.










