Landing bij Havana, oktober 2025

Meer dan een kwart eeuw geleden is het sinds ik voor het laatst Latijns-Amerika bezocht en ik verlangde weer naar de kleuren, de vrolijkheid en het uitheemse van dat continent. Onze keus viel op Cuba ditmaal vanwege haar utopische experiment, haar unverfroren tropische identiteit en haar uitgestrektheid als grootste landmassa in de Cariben. Natuurlijk ook de alom geroemde hartelijkheid die je er aantreft, maar mijn longen verdragen geen sigaren en rum is voor mij bijna een braakmiddel- laten de trotse Cubanen het niet horen. Natuurlijk heb ik toch rum gedronken en aan sigaren gelurkt. When in Rome, do as the Romans do.

We zagen wat films vooraf die het verleden voor ons verhelderden, uiteraard met de onvermijdelijke Castro, brede grijns en grote sigaar waarmee je hem kon uittekenen, en Che Guevara, zoals altijd geportretteerd uit de periode rond 1960 toen hij een ruig baardje droeg en de verve van zijn jonge jaren. Jonge kerels waren het met branie, mooie kerels ook. Menig tienermeisje had Guevara aan de muur. Viel er in die dagen ergens een romantischer vrijheidsstrijder te vinden dan hij? Rond 1970 was in Nederland de Cuba-hype op zijn grootst. Het progressieve Nijmegen werd ook wel het Havana aan de Waal genoemd, en Harry Mulisch schreef zijn Cuba-lofzang ‘Het woord bij de daad’. Those were the days…

Voordat Castro de macht overnam in 1958 was Cuba een verloederd en corrupt land en ellendig voor iedereen behalve voor Amerikaanse miljonairs en hun Cubaanse trawanten. Castro’s mensen veranderden dat ingrijpend: zij bestreden doortastend het welig tierende racisme, prostitutie en de casino’s die floreerden op smerig geld. Castro’s mensen bouwden scholen en ziekenhuizen. Analfabetisme en zuigelingensterfte drongen ze terug en ook aan corruptie, malversatie en chantage door ambtenaren, legerofficieren en vastgoedspeculanten maakten zij resoluut een einde.

Het is allemaal al weer lang geleden, we schrijven 2025. Veel is er veranderd, vooral in de wereld die Cuba omringt. Want Cuba is nog altijd een van de laatste landen op aarde die zich communistisch kunnen noemen. Fidel en Che Guevara zijn gestorven, maar hun geesten waren nog voelbaar rond. En die van de honderdduizenden omgekomen Indianen (vooral Taino en Arawak) sinds de eerste Spanjaarden er voet aan land zetten in de 15de en 16de eeuw.

Want de naam is Indiaans en nog zoveel meer. Al bleef geen kolonie zo lang Spaans als dit, Cuba ademt het Indianendom in al zijn poriën. Cuba komt van Cubao (Taïno): ‘waar vruchtbaar land in overvloed is’. Nog steeds heeft het land vruchtbaar land in overvloed, echter veel ervan ligt braak. Cuba? Ga nu en snel, zeiden vrienden, want sinds kort wordt commercie toegelaten dus het verandert snel. Nu kun je het oude Cuba nog beleven; het Cuba van de antieke auto’s en de provisorische wegen.

Vertrek

Ook de gate naar Havana op de luchthaven van Madrid bevindt zich in de meest provisorische en afgelegen hoek van de luchthaven. Het kost ons een half uur om lopend te bereiken. We hijgen van het snelle lopen, want de overstaptijd is kort. Ik reis met mijn vrouw en mijn twee jongvolwassen kinderen en dat is de eerste keer sinds ons bezoek aan de Azoren drie jaar geleden. Het is 15 oktober 2025, Brak arriveren we aan de andere kant van de oceaan. Al snel stroomt het zweet van ons af, zoals te verwachten viel. Er zijn geen overdekte buizen tussen toestel en voetgangerstraverse zoals op Schiphol; Vanaf een trap stappen we direct de van kerosine en hitte verzadigde buitenlucht in en daarna de stilstaande hitte binnen van de aankomsthal die ruikt naar WC’s en naar stof en oud papier. De vormgeving is die van een groot en obsoleet veertig jaar oud buurthuis met beige tegelvloeren, matwitte muren en dofrode ijzeren hekjes. Cuba mi destinación lezen we. Er staat een lange rij van mensen verloren in doffe berusting waarin we aanschuiven. Er valt geen enkele beweging te bekennen. Niemand klaagt, niemand maakt haast. Geen winkels, geen barretjes, geen opschriften. Ik bereid mij voor op een lang en naargeestig voorportaal van de hel zonder vers drinkwater, zonder zitjes en zonder verlossing maar tot ieders verbazing komt die verlossing toch vrij snel. Met weinig plichtplegingen worden we het land binnen geloodst. In plaats van de gevreesde stempel in ons paspoort die ons bezoek aan bijvoorbeeld de VS lastig kan maken, krijgen we een inlegvelletje en later een gemakkelijk verwijderbaar stickertje aan de harde buitenkant van onze paspoorten. Welkom in Cuba, zegt de kleine vrouw en ze produceert er een matte glimlach bij.

Gerieflijk met airco omspoeld rijdt een plezierig zwijgzame taxichauffeur ons even later de wijde, verkeersarme Cubaanse snelweg op die maar spaarzaam wordt verlicht. De schaarste maakt elke lichtbron een verrassing, zeker de eerste: dat is een waar stilleven in clair-obscur, een theaterdecor bevrozen in de tijd. Een museale lantaarn beschijnt een museaal tafereeltje. Een in blauw en helderrood geverfd tankstation als een jaren ’50 blikken bouwpakket, inclusief de Dinky Toy die staat te tanken. Als vijfjarige verzamelde ik die. Ik was er dol op, maar ook van het mooiste speelgoed gaat even later het nieuwtje af en je laat het soms een tijdje liggen. Dat deed ik ook en mijn moeder dacht abusievelijk dat het mij niet meer interesseerde en gaf ze mee met het oud vuil. Het deed me pijn toen ik dat ontdekte. De bekoring van Dinky Toys is nooit verflauwd. De auto’s hier lijken zo Dinky Toys dat ik een nieuwe verzameling aanleg: foto’s van oude Cubaanse auto’s.

Belle Époque

We rijden door een lege nacht waarin alleen af en toe een verwaaide palmboom de duisternis onderbreekt. Na een half uur verschijnen geleidelijk meer huizen. Gaandeweg verdichten die zich tot buitenwijken die losjes aan de stad hangen, met grote open ruimtes er tussen. De stad is een spin met het dikke lijf als centrum en waarvan de wijd neergezette poten de urbane vertakkingen vormen. Aan dat ruim opgezette herken ik de Amerika’s. We passeren frisgroene velden waar overvloedige lage plantengroei de plek heeft ingenomen van het lang geleden teloorgegane woud dat nu nog vooral groeit op Cuba’s bergen en heuvels. Deze eeuwige juni van ongeremd groeiende struiken, kruiden en bloemen is een verademing na het herfstig verdorrende Nederland. Kronkeltakken, lianen met uitzinnige bloemen en onbekende vruchten hangen over vangrails van pokdalige wegen.

Gaandeweg maakt de stad zich kenbaar maar de verdichting voltrekt zich zeer geleidelijk. We weten pas zeker dat we er zijn als we hobbelen over kinderkopjes en als we vervallen Belle Époque-gebouwen zien die ons hologig aangapen. Ook hier spaarzame verlichting; onder een straatlantaarntje uit een stripverhaal staat in de verder uitgestorven straat een donker groepje knapen. Langs brede lanen en wijde pleinen draaien we ineens een hoek om, wat stegen in en komen met een schok tot stilstand. We zijn er! Havana Viejo. Een hoge houten deur opent en een atletische man komt naar buiten, lacht, steekt zijn hand op. Een man met nobele gelaatstrekken, hij kon ook acteur zijn. Kort stelt hij zich voor: Jake, jullie gastheer en neemt in één beweging twee rugzakken voor zijn rekening. Met het resterende sjouwen we achter hem aan de tien trappen op naar boven, langs smeedijzeren leuningen, spijlen en balustrades die zich alsmaar blijven welven in het donkere verschiet. Naar boven toe wordt het benauwder. Het is laat (23:30u), voelbaar laat. We willen gaan slapen en verder niets.

Maar beleefdheid is het eerste gebod dus we overwinnen onze tomeloze matheid om naar zijn uitgebreide uitleg te luisteren. Welcome in our house, welcome in Havana zegt hij met zijn diepe Afro-stem. You can relax now and feel at home. Hij ontvouwt een reeks met oud plakband bijeengehouden, met liefde gerestaureerde doch veelgebruikte stadsplattegronden en folders. Sommige zijn broos van ouderdom, ik durf ze nauwelijks aan te vatten. Hij is net zo bezweet, moe en beleefd (misschien nog beleefder) als wij, dus we bespreken het nodige en stoppen dan met vragen zodat hij niet meer verplicht hoeft te praten. We trekken ons terug en vallen direct in slaap, dus in onze beleving volgt direct hierop de ochtend en het ontbijt. Mexico is dichtbij- net als daar, vele jaren geleden, pannenkoekjes en omelet, gebakken banaan en grote karaffen versgeperste sappen van guave en ander tropisch heerlijks, met papaja en avocado als vaste begeleiders. De zachtmoedige vrouw die het klaarmaakt serveert het ons met een hemelse glimlach. Ze lijkt op een Mexicaanse.

Nauwelijks is ons ontbijt achter de kiezen of er komt een man binnen die ons begroet, zich neerzet en een uitgebreid gesprek begint. Ik denk aan een amicale buurman omdat hij in jeans en T-shirt loopt, maar hij is onze officiële gids. Behalve dat hij Spaans en geschiedenis geeft als profesór aan een middelbare school, geeft hij niets prijs over zijn privéleven. Hij transpireert en hij rookt, en krijgt van Jake een espresso. Zijn kleren zijn zwart en wit, hij ziet wit en overal grijze haren en stoppels. Met die brede kaak en die ogen vind ik het net een weerwolf, zegt mijn dochter. Je hoeft hem niet mooi te vinden, zeg ik, en fijn dat hij geen Nederlands verstaat. We lopen vanuit het donkere trappenhuis een sprankelende ochtend in met zilver zonlicht over de straat die net als wij zijn ogen uitwrijft.

Tags: , , , | 1 reactie

Een nachtwandeling bij Doorn

(Door Frank Flippo)

De boom stribbelt tegen, met dwarse takken, als ik probeer mijn fiets ertegen te parkeren. Die moet ongezien blijven voor lichten van voorbijrijdende auto’s die over de provinciale weg langs het bos jagen.

Het is nog redelijk licht omdat ik aan de rand sta van een kapvlakte, zelfs al is de zon onder. Ik wil echt buiten zijn en doe mijn schoenen en sokken uit, loop het frisse gras door en een eindje verder door varens, waar omtrekken van rijen beukenbomen door de invallende schemer dreigender lijken. Mijn blote voeten voelen kwetsbaar nu ze het zonder de hulp van mijn ogen moeten stellen. Achter mij boren de lichten van een landhuis in mijn rug, maar het zal niet lang duren voor ik die achter me laat. Zo lang mijn GSM bij mij is ben ik traceerbaar. Meneer, u loopt hier na zonsondergang en op blote voeten?

Langzaam loop ik achteruit de donkere beukentunnel in en weer uit, het nu wegstervende laatste daglicht in. Links loopt een zandpad door een licht lariksbos, dat ziet er heel geschikt uit voor blootsvoets. Ik stap het op en stoot direct mijn tenen gevoelig tegen de stomp van een jong boompje midden op het paadje. Ze tintelen nog na als ik schielijk weer in mijn sokken en schoenen schiet. Einde experiment, einde larikspad, In boots durf ik de zwarte berg wel op. Terug lopend zie ik in het zuidelijk invallende late licht het stompje duidelijk afgetekend, waar dat vanaf de andere kant onzichtbaar was.

Als een doodse obelisk troont de Kaaptoren in de diepe schemering. Zonder uitzicht heeft beklimmen voor mij geen zin en ik keer me van hem af, verlaat de zware beukenlaan die omlaag voert voor een iets steiler kronkelpad. Hier raken de bladeren en takken mij bijna, hier pas ben ik in het bos. Langs de tumulus die ik de elfenheuvel ben gaan noemen sinds ik daar bij een enkele zeldzame gelegenheid daar vanuit mijn ooghoek iets heb zien schemeren waar geen nuchtere verklaring voor kan worden gevonden.
Ik daal nog verder af, waar ik reliëf en boomgroepen ontdek die ik hier nooit eerder zag, en precies daar, een vork naar een onbekend pad, vol geulen en met mosbanken. Ongeziene dieren ritselen, ik word een afwerende, waakzame aanwezigheid gewaar direct als ik mij van het gewone pad af, tussen de bomen daar begeef. Zij kennen deze indringer niet.

Ik stap terug, kijk links- en daar herken ik het pad vol varens en vind ook gelijk de weg naar links terug. Hier onderaan de berg trilt, zindert en leeft het bos. Het bos is hier het sterkst voelbaar aanwezig en we zijn hier her verst verwijderd van menselijke, lineaire landschapsplanning, anders gezegd: het bos is hier het minst lineair.

Thuis teruggekomen ruik ik naar mos. Hoe lang beklijft het residu van varensporen, nematoden en korstmoskruim dat zich onmerkbaar heeft genesteld in mijn haarvaten? Is een keer douchen genoeg, of heb ik fijnere substanties opgenomen die deel van mijn wezen zijn geworden?

Eén ding is zeker; wolf noch wolverlei laten nog sporen na ten tijde van deze wandeling, vijf jaar geleden. Heer Wolf maakte kort daarna zijn rentree, wolverlei of valkruid kan niet tegen stikstofrijkdom en zachte, natte winters. Zal ik in deze nieuwe wolventijd nog blootsvoets ’s nachts dit bos bezoeken?

(wordt vervolgd)

Tags: , , , , | 1 reactie

Door de Tori-i-poorten van Kyoto

(Door Frank Flippo)

Misschien moet ik afscheid nemen van de gedachte dat ergens op aarde een land bestaat waar mensen de optimale balans hebben gevonden tussen het vuil, de stad en de dood enerzijds en de onophoudelijke regeneratie, de bronnen van moeder Aarde en het huwelijk tussen Eros en Apollo anderzijds.

Kyoto als geheel is druk, regenachtig, rommelig en amorf. Tegen de omliggende heuvels meesterlijke tuinen en paleizen, echter met onvermijdelijke dranghekken, verhardingen en aanslibsel van kleine en grote neringdoenden- de vormeloosheid en karakterloosheid van spontane urbanisatie – tentakels van deze amoebe van grijs asfalt, keten en provisorische dakjes hebben hun weg gevonden naar de toegangspaden der harmonie.

En dus- in Mexico, in China, in Le Mont st. Michel, in Japan: samengeclusterde non-bouwsels, huishoudinkjes, de samenleving in het klein die zich aanschurkt tegen de hallen, portalen en huizen der stilte, en hun bezoekers van vandaag spreken Arabisch, Duits, Ivriet en Engels, ze knikken elkaar toe en lijken een nieuwe wereldorde te belichamen, zo lang zij zich niet teveel met elkaar bemoeien.

Wij bestellen een kopje thee bij een oude man op de berg met Tori I, dat is de naam voor honderden ceremoniële poorten, deel van het Fushimi Inari Taisha heiligdom, een Shinto-tempel uit 794. Het shintoïsme is de inheemse religie van Japan. Het shintoïsme is een natuurgodsdienst. Natuurgeesten (kami) bezielen bomen, rivieren, bergen… Tempels werden opgericht waar mensen een bijzondere aanwezigheid voelden. Onze Mariabronnen (gekerstende heidense bronnen) zijn ermee te vergelijken.

Een rood geverfde poort die schijnbaar van nergens naar nergens gaat, is bedoeld als een overgang tussen de dagelijkse werkelijkheid en de magische wereld, tussen het profane en het heilige. Bij wijze van voortdurend eerbetoon aan de goddelijke wereld werden er in de loop der eeuwen steeds meer poorten neergezet, tot het er honderden waren. In de loop der eeuwen zijn al die ceremoniële poorten tot ware tunnels gegroeid die zich lange tijd voortzetten op de trappen die over de heuvels welven. Het is nog ochtend, maar een ware menigte beweegt zich over deze groene hoogtes. Tempelgongen weerklinken en jonge priesteressen in witte gewaden beëindigen juist hun ochtendritueel. Wij zien hun tere gestalten weglopen terwijl de hoge klank van hun stemmen nagalmt door de rode pagodes.

Omdat het regent, banen we ons een weg door een woud van paraplu’s- en daartussen, in het geruis van de regen, horen we kikkers kwaken en apen krijsen. We klimmen zo ver de berg op dat we de meeste bezoekers achter ons laten, want de meeste bezoekers hebben moeite met de steile trappen en hellingen. Daar, in een haast vergeten hoekje, vinden we een theehuis waar een oude man ons de dampende groene drank inschenkt. Bij de theepot stat een grote pan met eieren te dampen, we mogen die erbij nemen, zo veel als we willen. Door een open deur zien we zijn vrouw kimono’s strijken, terwijl achter hem met kunstig snij- en knipwerk ansichtkaarten met spreuken worden vervaardigd.

Tags: , , , , | 1 reactie

Dempen noordelijke poel golfbaan onwettelijk vanwege kamsalamander…zelfs woningbouw is onwettelijk

Mannetje van de kamsalamander De kleur van huid en kam zijn typerend voor het broedseizoen.

Gemeente Utrechtse Heuvelrug wil 74 woningen laten bouwen op het Doornse golfterrein. Inbegrepen is de demping van een poel in het noorden van het terrein. Maar die demping mag niet omdat het tegen de wet is. Een van de bewoners is namelijk de kamsalamander (Triturus cristatus).  

Het mag niet!

De kamsalamander is Europees beschermd. Een aantal provincies en gemeenten is bij enkele diersoorten vrijgesteld van bescherming omdat deze soorten vrij algemeen zijn. De kamsalamander echter  kent géén vrijstelling op provinciaal niveau.(Bron: website adviesbureau Eco Logisch, het adviesbureau dat in opdracht van de gemeente de inventarisatie op het golfterrein heeft uitgevoerd.)

Negen soorten amfibiën in ons land staan op de Rode Lijst Amfibieën, inclusief  De kamsalamander. Deze heeft als status ‘kwetsbaar’.

Wellicht mag er zelfs helemaal niet gebouwd worden.

Het gaat nog verder. Niet alleen de poel mag niet gedempt worden, het hele gebied kan eigenlijk door dit dier niet worden ingericht voor woningbouw. De rechten van dit dier op zijn leefgebied zijn namelijk ook beschermd.

Een amfibie zoals de salamander kent drie leefomgevingen: Een voor de  voorplanting, dat is een poel of beek om te paren, eitjes te leggen en larven te laten groeien. De tweede is het zomerverblijf, want een groot deel van zijn leven leeft de salamander op het land. Hij heeft daarbij honderden vierkante meters nodig om voedsel te zoeken en te kunnen schuilen. Dat is altijd een extensief beheerd en kleinschalig landschap, een heel rustig gebied dus. Ten derde heeft hij een winterverblijf: een vorstvrij holletje in de grond, een plekje onder takkenstapels, of steenhopen of aan de waterkant.

Migratie is de seizoensgebonden beweging heen en terug tussen delen van het leefgebied. De kamsalamander migreert tussen de overwinteringsplekken, de wateren waar voortplanting plaatsvindt en de zomerverblijfplaatsen. Adulte kamsalamanders blijven vaak minder dan 100 meter van het voortplantingswater, mits dit geschikt leefgebied betreft. Als het leefgebied niet of minder geschikt is, komt migratie over enkele honderden meters voor.

Als je grond bouwrijp gaat maken met machines, maak je om te beginnen zijn zomerverblijf kapot. En salamanders scharrelen niet rond dicht opeengebouwde huizen, want het zijn schuwe dieren. Zonder voldoende plek om op het land te leven sterft de salamander. Een woonwijk is geen woonplek voor hem.

Al deze functies als leefgebied voor amfibieën zijn beschermd onder de Wet Natuurbescherming. Je kunt dus niet alleen een vijver afrasteren, wat eerst het plan was. Winter- en zomerhabitat ontbreken dan.

Je kunt ook niet een van de poelen dempen. Het golfterrein heeft een poel in het zuidelijke, en een in het noordelijke gedeelte. Het plan was om de zuidelijke poel af te rasteren en de noordelijke te dempen. Maar salamanders migreren tussen verschillende watermilieus.

“Bij de kamsalamander is de exacte locatie van de terrestrische rust- plaatsen en van de migratieroutes op het land redelijkerwijs niet in beeld te brengen. In de praktijk moet er dan ook vanuit gegaan worden dat als de kamsalamander aangetroffen is, op alle plekken binnen een paar honderd meter die daarvoor geschikt zijn, voortplantingsplaatsen en rustplaatsen van de kamsalamander aanwezig zijn, evenals de essentiële omgeving die nodig is om deze plekken als zodanig te laten functioneren Voor de kamsalamander geldt dat de voortplantingsplaatsen, de foerageerplekken en de zomer- en winterverblijf¬plekken zich grofweg binnen 100 meter van elkaar moeten bevinden en dat ze onderling zonder barrières te bereiken moeten zijn.”(Bron: Kennisdocument Kamsalamander van B12.nl)

De noordelijke poel past niet in het bouwplan van projectontwikkelaars SmartBuilds en NabijWonen dat in opdracht van de gemeente daar aan de slag wil. Ze willen op die plek huizen bouwen en als de vijver blijft, kunnen dus minder woningen gerealiseerd worden dan de geplande 74.

Wethouder Rob Jorg kondigde aan dat je de noordelijke poel kunt dempen en dan elders op het terrein een nieuwe poel graven. Maar bij zo’n ingreep wordt de flora en fauna in de noordelijke poel vernietigd. Het duurt jaren voor in een nieuwe poel een vergelijkbare biologische omgeving ontstaat en in die tussentijd zijn de salamanders gestorven.

Hun zomerverblijf is de salamanders dan al afgepakt. Want een amfibie overleeft niet op een bouwterrein. Als de gemeente de salamanders het woongebied afpakt door er te gaan bouwen, overtreedt zij de Wet Natuurbescherming en dat mag niet.

De wet is in dit geval glashelder. De bepalingen voor onder andere de kamsalamander zijn opgenomen in artikel 11. 46 lid 1 van het Besluit Activiteiten Leefomgeving. De bepalingen voor wat betreft nationaal beschermde soorten zijn opgenomen in artikel 11. 54 lid 1 van het Besluit Activiteiten Leefomgeving.  

Achtergrond

De gemeente is verplicht om ecologisch onderzoek te verrichten naar natuurwaarden als ze in een groen gebied wil bouwen, in dit geval het golfterrein. Als op grond van een dergelijk onderzoek dier- of plantsoorten worden aangetroffen met een beschermde status, mag een terrein niet zonder meer bouwklaar gemaakt worden.

In 2024 liet gemeente Utrechtse Heuvelrug daarom het Adviesbureau E. C. O. Logisch B. V. een verkennend natuuronderzoek uitvoeren middels een quickscan. Dit rapport was met flinke zwartgelakte gedeelten beschikbaar ter inzage. Enige citaten uit dit rapport:

4.2 aanbevelingen tav de natuurwetgeving

”de noordelijke poel maakt deel uit van (…..) Ondanks dat het fourageergebied (…..)  niet expliciet beschermd is, is het aan te bevelen de poel te behouden. Indien er werkzaamheden aan de poel plaatsvinden of deze gedempt wordt. dient een ecologisch werkprotocol opgesteld te worden om het doden van de (geanonimiseerd) | en algemene en/of vrijgestelde soorten te voorkomen.”

Paragraaf 2.2 “Het onderzoek naar amfibiën was gericht op onderzoek naar (….)r. (Die r is nog zichtbaar na de lak. Kamsalamander eindigt op een r.)  

(het overzicht van de inventarisatie is zwartgelakt en mogen burgers niet inzien)

Tot slot een citaat uit de Natuurbeschermingswet:

 § 3.2. Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn Artikel 3.5 1 Het is verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen. 2 Het is verboden dieren als bedoeld in het eerste lid opzettelijk te verstoren. 3 Het is verboden eieren van dieren als bedoeld in het eerste lid in de natuur opzettelijk te vernielen of te rapen. 4 Het is verboden de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld in het eerste lid te beschadigen of te vernielen.

Tags: , | Plaats een reactie

Queeste: vind de wereld buiten het raster

(1 januari 2008) Eindelijk ontdekte hij dat de wereld die hij zocht, de wereld was buiten het Raster (huizen, wegen, kanalen) en die hij kon vinden door beoefening van natuurlijke vormen van bewegen, in het schilderen van een oude kromme boom in een vlammend mystiek licht, in het zitten op een heuveltje en daar eindeloos oefenen met een mondharmonica, in het doen dansen van penselen over doek of papier, of in het dansen van voeten, met melodieën, met de gedachtenvormen in zijn eigen hoofd.

In het vol overgave bestuderen van een menselijke hand en het beeld met al zijn vezels te voelen, het in te drinken, er een mee te worden en hierdoor tot een levendige en hoogst persoonlijke en voldoening schenkende weergave ervan te komen- dat zou leven heten.

Tot zichzelf komen betekende dan niet de starre zelfverplichting van in een lotushouding hetzelfde behang dag in dag uit te bestuderen, maar eerder een plek te zoeken en daar iets mee te doen waardoor piekeren een totaal irrelevante activiteit werd. Liefst zou hij in een tent wonen, een Maya-hut, of een joert of tipi, om te luisteren naar het lied van de Toornige Wind, zo ver mogelijk van al die strakke zakelijke vormen, niet als ontsnapping want hij wist ook hoe hij daar kon overleven, maar als een plek vinden waar hij zich in overeenstemming kon voelen met zijn omgeving.

Zelfs de omgang met mensen kon daarmee samenvallen, maar pas in een meer gevorderd stadium wanneer hij een nieuwe, meer ontspannen houding ook dan wist te handhaven. Voor het zover zou zijn, haakte hij veelal naar plekken waar hij zich kon opladen zoals een zandverstuiving, een heuvel, een bundeling van paden bij een stokoude boomgroep. Daar dan achteroverliggend in de geurige struikjes het woeden der gehele wereld in wolkenvormen voorbij te zien trekken, en zich jong te voelen en tot alles in staat. Tegelijk ook hier, juist hier, niet gestoord te willen worden en op die manier meer de aard van een ree aan te kunnen nemen dan van een mens. De ree als een dier dat solitude verkiest boven het gezelschap van welk mens dan ook. Zelfs een ree zou een uitzondering durven maken als mensen klanken konden voortbrengen die muzikaal maar onnadrukkelijk waren en daarmee een met de klanken van wind en water.

Pas drie à vier jaar na vestiging in dit dorp aan de voet van een beboste heuvelrug, kon hij ten volle ontsluieren wat hem daar zo aantrok. Galsan Tschinag, een in Duitsland wonende schrijver van Mongoolse afkomst, schreef Het Lied van de Toornige Wind, over hoe hij als enige telg van zijn familie geroepen werd zich als sjamaan te verbinden met zijn voorvaderen. Dit boek las hij uit en daarna wilde hij erop uit trekken met mondharmonica of schildersezel, of beide.

In de week vakantie die voor hem lag, kon hij misschien ontdekken hoe dicht de de creatieve bronnen die hij zocht, direct onder de waterfilm van zijn dagbewustzijn lagen en hoe gemakkelijk hij die kon aanboren. Want deze mens had maar twee opties: zich uiten of zich nietig voelen. Middelpuntvliedend vanaf de centra der beschaving wilde hij ver daarvandaan zijn eigen middelpunt vinden.

Tags: , , , | Plaats een reactie

Au coeur de Liège

Van jongsaf verzet ik mij tegen alle inwijdingsriten. Dat zit zo diep en reikt zo ver, dat ik ook mijn vijftigste verjaardag ver van alles en iedereen wilde vieren. Alleen met mijn vriendin, natuurlijk niet getrouwd want ook dat is een inwijdingsrite, en met mijn twee kinderen, niet gedoopt, gingen we het vieren in de meest dwarse stad van België: Luik.

Au Coeur de Liège heette ons onderkomen, een haast onmogelijk smal en hoog zogenaamd lofthouse, vier verdiepingen die onderling verbonden waren met luiken en scheepstouwen langs steile ladders. Op mijn verjaardag, de vijfde februari, viel de koudste dag van 2012. Het was -15 Celsius en we zagen de ijskristallen zweven in een doorschijnend blauwe, van metalig licht doortrokken lucht.

Van lakens, lappen en ander knutselwerk hadden mijn drie dierbaren in au coeur de Liège toch iets Abrahamachtigs in elkaar geflanst, maar heel lief en complimenteus, in de verste verte niets van dat afzeikerige van andere Abraham-ongein.

Omdat het recht uit hun hart kwam, was hun kunstwerk origineel en hartveroverend- een ensemble van noodgedwongen slordig opgehangen doeken vol spreuken en tekeningen die me deden glimlachen.

Na een liefdevol ontbijt beklommen we in de ijzige kou de Luikse citadel, helemaal naar boven over de langste trap van Europa. Hoog boven ons konden we het ijs in de hemel haast horen rinkelen- Aeolus die op de drempel van het gehoor onophoudelijk bleef rinkelen met harpen en snaren van transparant kristal.

Wij vierden het allemaal heel klein en fijn, door niemand opgemerkt dan onszelf, afgezien van die ene onberispelijk geklede Luikse heer die ons een welgemeend ‘Welkom in Luik’ toewierp- een waar compliment om in je eigen taal toegesproken te worden in de meest Franse stad van België.

We dronken iets warms bij een café liègeois op de vlooienmarkt, tussen bevroren kazen en rillende poedels en onbekommerd wijn drinkende Luikenaren. Weinig verjaardagen zullen zo blijven hangen – een terloops feest à l’improviste dat zomaar geweldig werd zonder dat iemand er erg in had.

Plafondschildering in Muséé Curtius in het hart van Luik

Tags: , , | Plaats een reactie

Bij de sluiting van juni

Halverwege de junimaand mocht ik samen met twee IVN-collega’s een groep van dertig kinderen door Huis te Maarn gidsen tijdens een diersporenexcursie. Om het zoeken te vergemakkelijken had ik een tiental dieren en hun sporen geportretteerd. Mijn tekeningen werden gebundeld in een boekje dat op algemene instemming mocht rekenen. De kinderen van de scouting waren wild enthousiast over de speurtocht en de leiding wil zeker vaker met ons op stap.

Hierbij een van mijn tekeningen. Meegesleept in het enthousiasme over wat ik zoal uit pennen, penselen en stiften laat vloeien, kreeg ik bij wijze van vaderdagcadeau een ingelijste versie van het volgende fictieve portret.

De overgang naar de julimaand verloopt via een hittegolf waarin ik mij niet overmatig zal inspannen.

Dit is echter de laatste gelegenheid om in juni 2025 van mij te laten horen, dus ik citeer hier vrij uit een van mijn nooit gepubliceerde teksten:

Waarde lezer,

Kent gij Gandalfs uitspraak: Thou shalt not pass here? Het prometheïsch verstand, ijdel als offerhonden van stro, dat vergeefs de elfenkring tracht te breken, of de heksenkring. Er is een domein waar de analytische rede nooit kan komen. Er zijn poorten die voor de categorische imperatief voor altijd gesloten zullen blijven. Dit is wat in een oud boek de Paarlen Poorten worden genoemd. Dit is het codeslot dat alleen zichtbaar wordt voor wie het aanraakt met het magische zwaard, dan opent zich de Opaalburcht of Asgaard…de zo imponerende bouwwerken van ‘reines vernunft’ en menselijke ratio zijn steriele kubussen, nog geen plantje kan er ademen.

Als heilzaam tegenwicht citeer ik hier het gedicht Elfengoud en Dwergjuweel van ene H.F. Flippo:

Elfengoud en Dwergjuweel

1.Een arme boer volgde eens een elf/tot diep in zijn luchtig hoog gewelf/Het leek of de zon scheen, zo klaar en helder/Daar glom hem een schat toe in hemelse kelder.

De goudglans joeg hem het hart op hol/Met het bloed naar zijn konen en hoog in zijn bol./Geef het mij toch, riep hij fluks naar de elf./Die lachte, zei: ga dan, vlieg op, pak het zelf./Himmelhochjauchzend, in diepe extase/Was zijn thuisreis, maar ’t zal je verbazen.

Toen hij scheurend en trekkend zijn zakken ging legen/Kwam hij niets dan wat zand en wat modder tegen./’t Gefonkel had hem doen watertanden/Maar na poespas en heisa slechts lege handen./Dank u heer Elf met je eeuwige jeugd./In liefde’s klatergoud word je nimmer oud./Maar liever dat dan ’n geschenk dat niet deugt.

Liever had ik een glimsteen gemaakt met geduld/In de pap van het leven het zuiverste zout/En iedere kinderhand lustig gevuld.

2. Naburig boer, vriend van bomen en struiken/Kon alles wat leefde diep voelen en ruiken./Hij kende elk dier van haver tot gort/En zijn werk gaf hem daag’lijks een goed gevuld bord.

Hij kende elk blad en de naam van elk wolkje/Zelfs kende hij het dwergenvolkje./Die smeden en klieven met hak en houweel/En bewerken geduldig een steen tot juweel. Gastvrije attenties moest hij blijven verzinnen/Tot hij eind’lijk hun eeuwige vriendschap kon winnen.

En toen zijn verjaardag was aangebroken/Had een dwerg iets van glans in zijn broekzak gestoken./In een stuk perkament waarop stond geschreven:/Smeed een mooie juweel van dit kostbare leven./Je hebt hem niet zomaar, het waait je niet aan./Geen geld zo glanzend als elfengoud/Maar de betere vriendschap breekt schoorvoetend baan.

Soms als ’t elfengoud hem in dromen bezoekt/Pakt hij de steen die hij zo goed vertrouwt/En foetert op elfen, gij zijt ja vervloekt!

Geplaatst in Biografische schetsen, Filosofie, Folklore, Literaire onderwerpen, mythologie, Spiritueel, Verhalen | Tags: , , , , , , | 2 reacties

Vervulling

Sie ist vollkommen, schreef een Duitse bewonderaar eens bij het zien van de Christmas Special-video van een jonge Kate Bush. Het Duitse woord voor volmaakt. Volkomen kennen wij ook als woord; in het Nederlands betekent het volledig, zonder voorbehoud, alles bevattend en het is een mooi adjectief voor de volheid van Mei. Op dit moment van schrijven is het half mei, en de cascades van lyrische ontboezemingen die Herman Gorter in zijn onsterfelijke Mei over mij heen kan laten stromen, zie ik voor mij als ik door het bos naar huis fiets, zo glanzend fris en groen als alles nu is, ondanks het ontbreken van regen in dit misschien wel droogste voorjaar sinds 1976.

In de winter de hunkering, in het prille voorjaar het voorzichtig ontwakende verlangen en de hoop dat alles toch weer goed komt…. en nu is alles goed. Flora is hier en zij heeft het glinsterend en zonovergoten gewaad aan van het volle voorjaar. Wat moet iemand voor wie verlangen een tweede natuur is, op het moment dat de verlangens naar bloei en wasdom zijn vervuld, als de sapstroom op zijn sterkst is en niets de kracht van nieuwe jeugd en levenslust lijkt te kunnen wegnemen?

Iemand wiens psyche louter uit verlangen bestaat, zal eenvoudig verdampen, ophouden te bestaan op het moment dat zijn verlangen vervuld is. Het moment van goddelijk niets in de bijslaap kent iedereen, net als de reflectie daarna, variërend van eenvoudige, dankbare blijdschap tot lichte ontgoocheling of nuchterheid. Een sublieme maaltijd is genoten, een kostelijke roemer wijn is geleegd, het genot is geweest. We halen diep adem en zien de wereld met nieuwe ogen. Een vlinder sterft na het paren; een mens ontspant, wast zich en zet vroeg of laat lichaam en geest weer in beweging, een greintje ouder en een zandkorreltje meer ondervinding.

Op het moment dat Gorter de meimaand bezingt, zit hij te schrijven. Wie schrijft, plaatst zich buiten de realiteit van het moment, zoals bij alle activiteiten die bewuste aandacht vereisen. Hij deed drie jaar over het gedicht. Half november 1888 berichtte hij aan zijn vriend, de componist Diepenbrock, dat ‘het ding’ af was. Gorter heeft in de sombere november, wanneer de late herfstblâren je om de oren vliegen, het haardvuur moet branden en het al vroeg donker wordt, zijn ode aan de fonkelende Mei voltooid.

Als ik nu in Mei de Mei lees, ben ik niet echt de maand Mei aan het ondergaan omdat ik tekens decodeer om daarvan beelden te vormen die ik zelf construeer. Maar na het lezen krijgen de woorden die ik maak, misschien nog meer vleugels als ik daarna Mei in levenden lijve onderga.

Ik moet hierbij denken aan de bespreking van Ingeborg Bachmanns roman Het Dertigste Jaar, dat beschrijft dat het eind van de jeugd en het begin van de volwassenheid op je dertigste, je noopt tot verplichtende keuzes. Zo kun je het eind van mei, over een paar weken al, ook beschouwen als het einde van de jeugd van dit jaar en het begin van de periode van rijping, de zomer, waarin de nazomer de volle rijpheid is die geplukt kan worden.

Mei is de tijd van frivoliteit en spel, maar zoals Mary Poppins niet wilde dat je vragen aan haar stelde omdat dan de magie verloren gaat, mag je het kind Mei niet te veel analyseren in haar spel, je mag haar wel in verwondering aanschouwen. Als je haar vraagt waar haar dartele rondedans voor dient, zal ze als uit een droom ontwaken, enigszins schrikken en beschroomd haar spel staken. Het beste kun je stilletjes observeren en als je al conclusies wil trekken, laten die niet al te definitief zijn.

En om in het spel te blijven, citeer ik dit gedichtje van Simon Knepper:

Mei

Klein vogeltje zwierezwaait hoog in de lucht. Men hoort er zijn fluitertje schallen. Een vleugeltje links en een vleugeltje rechts, Om niet op zijn bekje te vallen.

3 reacties

Phitsanulok

Phitsanulok-Lampang, 30 juni 1997

Vannacht schrokken we wakker van een raar geluid. Mijn vriendin zei dat het een kikker was- achterin de tuin van het resort. In deze teakhouten kamer met uitzicht op het lantaarnverlichte natregenende gebladerte, denk ik aan De Stille Kracht en aan tropische spoken, maar op deze plek, waar je de hagedissen langs de muren ziet wegschieten als je doucht, besloot ik dat het een kikker was.

Vanochtend zagen we hem lopen, als het dezelfde was; zo vol gretig weggehapte vliegjes dat hij bijna op springen stond, waggelde hij de goot in. De eindeloze stortbui doet ons vrezen dat het regenseizoen nu tot volle wasdom is  gekomen, en dat juli/augustus te vroeg komt, wanneer het gestadige ruisen van de regen ook binnen alle vertrekken vult met onophoudelijk geritsel en gefluister. Wellicht is  dit de tijd van vertellingen, van duistere dagen vol geestverschijningen, waarin je weinig toeristen ziet en het land zichzelf wordt.

Zojuist waren we getuige van de nasleep van een treinongeluk. Eerst twee uur wachten op een slaperig dorpsstation. We stapten uit om de benen te strekken in Ban Bin, een gehucht omgeven door steile heuvels vol hoog opgeschoten struiken en een aardig stationnetje met bloempotten en rommelige eetstalletjes.

Deze weken gaan we nergens heen; we zien alleen maar treinen en hotels. Film, theater, dans of musea komen we op deze route niet tegen. Het heeft in korte tijd en voor korte tijd van mij een grotere voetballiefhebber gemaakt dan ooit. Vlakke rijstvelden en betonnen weggetjes alom en steeds maar weer die chedi’s (puntig toelopende boeddhistische monumenten, als gouden reuzenhoeden) en boeddhabeelden, en overal mensen die een taal spreken waar ik in dit stadium van mijn reis nog geen touw aan kan vastknopen. Het WK voetbal daarentegen is overal beschikbaar, begrijpelijk en levend vermaak, binnen en buiten in alle publieke gelegenheden te volgen vanaf grote televisieschermen.

De schaarse Nederlandse Wereldradio is er dan nog, en wat meegebrachte boeken. Ziehier het isolement voor wie geen Thai spreekt. Weldra heb ik mijn eerste boeiende Thaise ontmoeting na Noi. Noi was onze uitstekend Engels sprekende gids in Kanchanaburi. In Chiang Mai moet het gaan gebeuren.

(Dit is een fragment uit een onlangs teruggevonden reisjournaal van dezelfde reis die beschreven is in mijn boek Van het Pad. Incidenteel zal ik dergelijke fragmenten publiceren) 

Plaats een reactie

Kleine bloemlezing van het prille voorjaar

Gelukkig is het weer maart, voorbij is februari! ‘Dagen van (….) hagelbuien, (…) tegenspartelen en van verbruien. Ikzelf een weerhaan, lustobject voor winden, die in hun wreed verdrijf voldoening vinden. Ik arme dwaas en zorgeloze dromer. Was ik dan niet bedoeld voor middenzomer? Natuur heeft zich in ’t seizoen vergist. ’t Spoor bijster in de februarimist.’ (Uit een gedicht van Cita Golterman-Van Dijk)

Astronomisch gesproken is het op 12 maart nog winter. ‘O bleeke winter’ van Hélène Swarth (1859-1944) draagt die winterstemming met verve: ‘Je droevige, befloerste glimlach wil niet vluchten- met je zwarte bomen en grijze luchten.’ Ze wil geen ‘blijde blauwe hemel vol aroma’s van loof’ ‘gezoef van vleugels’. Ze is bang voor ‘zoele lentezuchten’ en vraagt of de stille winter nog even wil toeven. ‘Klop aan mijn ruit met koele regendroppen’. Want ‘april wil enkel tergen, wen open springen al de lenteknoppen’. Ook droevig is ‘Winter-akoniet’ van Werumeus Buning. In het ‘bittere voorjaar’ komt dit bloempje, ‘winterkind dat geen ijs en sneeuw vreest’ steeds als eerste op. Hij ziet een diepe wijsheid in dat altijd weerkeren, elk voorjaar, op het graf van zijn geliefde.

‘Wat sleet men ’t leven wel te pas, toen ’t altyt lente was!’ verzuchtte Poot in de 17de eeuw. Maar dan: ‘Vulkaen zij elk in dezen tyt, Ten huisgodt ingewydt. O vrienden, houdt u toch verborgen. Eet vleesch, drinkt ouden wyn, en laet den Hemel zorgen.’

Miriam van Hee, ‘Ingesneeuwd’ (1984): ‘Is dit de lente denkt ze dan- nee, dit is een raam vol uitstel waarin straks tussen drie en vier het sneeuwen weer begint wanneer niemand eraan denkt en veeleer het tegendeel werd verwacht’, maar ook ‘de lucht al zenuwachtig en dooi in de grachten’ Want verwachting is alom in deze tijd van het jaar.

‘Wat zijn ze schoon, de schemerige dagen die niet meer grijs en nog niet parelmoer zijn durven, alsof er een lichtschijn voer door een groot ademen, dat met zijn vlagen van ijle blankte langs ons henenstrijkt, en even staat en langzaam witter wordt, en ’t effen grijs doet glinsteren- en wijkt. De tuinen doen nog niets dan ademhalen, maar diep en zwaar, alsof er reeds een dwalen van wakker wezen in hun slaap begon, alsof er reeds bewegen en een kantelen in aangevangen om naar ’t licht te wentelen, in een zeer zoeet vermoeden van de zon. (Willem de Mérode, uit Voorjaarsverwachting)

‘ik hield mijn liefste deze winter over als een plantje dat de zon behoeft.’ ‘Als ik het tot Mei red, zal zij bloeien met de appelbloesem.’ ‘Verleden jaar Augustus was zij als een ree dat sprongsgewijs veranderde in mijn geliefde. Ik neem haar deze zomer weer naar buiten mee.’ (Kees Winkler)

‘In die stille grond bewegen zich vermoedens, ingeplant door een trefzeker dichtende hand. Er zal weer bloeien zijn, een groene brand die alles tot as van voorbij zal schroeien wat winter was en koude stervensangst. (Guillaume van der Graft in ‘Na de winter’)’

..de mussen in de bomen piepen al met luid misbaar, en de fijne katjes komen reeds aan wilg en hazelaar. ’t Is al maart, de dagen lengen en de zon begint alvast, op de wei wat kleur te brengen met een lichte schilderskwast.’ Met af en toe een winterse bui’ (Jacqueline van der Waals, uit ‘Maart’).

‘De bomen dragen boezelaars, ook alle vingerdunne bomen. Het heeft gesneeuwd. De dooi zal komen. ‘ Een boezelaar is een schort. ‘Onder hun schorsen worden voor de grijze dichtvertakte kronen kaarsen gegoten, witte en roze kleuren gemengd op houten tafels, nerven getekend- onder hun vel tiktakt hun zenuwgestel’. (J. van Geel, Pril Voorjaar)

Pierre Kemp zat ‘in Maart-geel licht te denken’ toen een fraaie observatie hem binnenviel: Álleen een vogeltje met blauwe schoenen van zijde met zilveren gespen op klimt langs de waaiers nieuwe groenen en zwaait zijn rank muziekje uit zijn kleine kop. Zijn vlaggetje klank is zo zijn eigen feest.’ (uit: Half vijf en nog geen gedicht)

‘Een lam- een edelsteen- een kind- Een bootje in de Maartse wind'(uit ‘Bootje’ van Jan Hanlo)

‘Als ons onsteet die merte verquicken alle dinghen ende alle crude ontspringen ende werden sciere groene'(als Maart aanbreekt en alle dingen tot leven worden gewekt, de kruiden ontspringen en alles wat grijs was, groen wordt…) Van Hadewijch ,13de eeuw.

Dit is zo’n dag zoals Augusta Peaux die beschrijft in ‘Maartsche Regenwolken’ rond 1923: ‘Mijn looden wolken smeedde gouden randen een zonnig uur, de staaf op ’t aambeeld gloeide in zijn handen en kromde in ’t vuur. Zijn slagen vielen licht en ’t spatte vonken in wijden kring, en om mijn looden wolken werd geklonken de gouden ring.’

Tags: | Plaats een reactie