Vestdijk en Wilhelm II

Vestdijk en de keizer, twee Doornse kopstukken

Tussen 1939 en 1941 woonden Wilhelm II en Simon Vestdijk allebei levend en wel in Doorn. De twee bekendste Doornaren van de laatste eeuw: een ex-keizer en een Nobelprijs-genomineerde schrijver. Twee zeer verschillende individuen, wier werelden zich door de fysieke nabijheid bijna raakten. Dit verhaal zet uiteen hoe, wanneer en waar.

Inwoners van Doorn zeggen ‘bij de Duitse keizer’ als ze het landgoed bedoelen. Het grasveld aan de overkant van het poortgebouw van Huis Doorn heet de Keizerswei, en in het Doornse Cultuurhuis hangen portretjes van Wilhelm. In dat cultuurhuis heeft de VVV een ‘Vestdijk’ fiets- en wandelroute te koop. Af en toe komt de Vestdijkkring hier bijeen om diens sporen in Doorn na te trekken. Vele gebouwen en landschapselementen spelen een rol in zijn geschriften.

Keizer Wilhelm ligt begraven in zijn Doornse mausoleum en zowel landgoed als interieur dragen zijn stempel. Doorn is ook nog altijd Vestdijks dorp: zijn huis en tuin zijn nauwelijks veranderd. Zijn echtgenote woont er en beheert zijn erfgoed. Vestdijks dochter en twee kleindochters hebben Doorn evenmin verlaten.

Thorheim

Simon Vestdijk (1898-1971) vestigde zich in mei 1939, op 41-jarige leeftijd, in Doorn, Wilhelm blies er twee jaar later, 4 juni 1941, op 81-jarige leeftijd zijn laatste adem uit. Vestdijk was toen 41 en beginnend schrijver. Ook voor Wilhelm hoorde schrijven erbij, auteur als hij was van autobiografisch en beschouwend proza. Zij het ingebed in een aristocratische levensstijl, zoals hij die bewonderde in Frederik de Grote, waar ook jagen bij hoort en tafelen met groot ceremonieel. De keizer was een vorst-politicus die leefde voor de grandeur van het keizer-zijn, de kunstenaar Vestdijk leefde en werkte voor zijn oeuvre. Schrijven was zijn alles.

Kende de keizer Vestdijk? Andersom wel. In ‘Dorp van de Donder’ (1966) schrijft Vestdijk: “Doorn vergeet hem nooit, want hij was uiterst populair, en zeker niet alleen omdat hij het geld liet rollen onder neringdoenden. In iedere Doornaar, ook in mij, is een feodaal zintuig ingeplant, dat ons geen rust gunt voordat een op zijn minst adellijk persoon goedertieren op ons neerblikt, en dat heeft ons ook geen windeieren gelegd. “

Vestdijk schetst de keizer als verpersoonlijking van Donar (de naam Doorn komt van Thorheim, wat woonplaats van de dondergod betekent) : “niet alleen de god van donder en bliksem, hij is óók de patroon van de ‘vrije boeren’, – dat zijn wij dan. Wij staan op ons recht, en zien de keizer recht in de ogen, wanneer hij op ons afkomt om in onze winkel een nieuwe zaag te kopen. In ruil voor deze karaktervolle vrijmoedigheid leent hij ons bescherming. Tijdens zijn leven een klein beetje, meer symbolisch, maar vooral na zijn dood, zoals dat een god betaamt.”

“Nadat de oberste Kriegsherr het veelbelasterd hoofd te rusten had gelegd, begon hij pas zijn eigenlijke macht van reïncarnatie van de god Donar te ontplooien, ten bate van Doorn, waar zijn fraaie tempel stond en staat. “ Vestdijk bedoelt het mausoleum.

In de bezettingstijd kon je bij de ingekwartierde nazi’s een potje breken als je verwees naar Wilhelm:  “dan klakten de hakken, dan vlogen de handen naar de pet, zo niet hoger: “Ach mein Gott, Sie haben den alten Kaiser gekannt!”

Volgens Vestdijk bleven de Doornse mannen gespaard van tewerkstelling in Duitsland dankzij de invloed van de keizer.  Toen een regiment nazi-Duitsers op de Leersumsestraatweg tot stilstand kwam omdat verzetslieden kopspijkers hadden gestrooid, wilden ze als represaille Doorn platbranden. Een urenlang onderhoud met de keizer zou dit hebben voorkomen. In plaats daarvan moesten de Doornaren “alleen maar twee weken wachtlopen en de buitenwegen met bezemen keren. Zonder Donar, en de keizer, zou Doorn er nu niet meer zijn. “

Bezetting

Wim Hazeu in zijn Vestdijkbiografie (2005): “Interesse in mensen had Vestdijk wel, maar vooral in verband met zichzelf en zijn romans.” Een insulaire man die zelfs het aanbevelingscomité van de Nobelprijs der Literatuur op de stoep liet staan. Hij vestigde zich in mei 1939 in Doorn omdat hij genoeg had van het leven in Scheveningen, waar te pas en te onpas vrienden en bekenden binnen vielen. Zijn oog viel op Doorn vanwege de rust en de fraaie omgeving. Vestdijk was niet van plan zelf bij mensen langs te gaan, maar “wie wil kan mij bezoeken.” Cola Debrot, Ter Braak, Marsman, Roland Holst en Du Perron deden dat, net als de componist Willem Pijper, met wie hij in 1939 werkte aan een nooit voltooide opera, “Merlijn”. Koortsachtige schrijfactiviteit kenmerkte Vestdijk in die jaren, afgewisseld met maandenlange depressies waarin hij zijn huis, vaak zelfs zijn bed, niet uitkwam.

Op de dag dat nazi-soldaten Huis Doorn bereikten, gingen Simon en zijn toenmalige vriendin fietsend met koffers en slaapzakken richting Utrecht. Ter hoogte van De Bilt belandden ze in mitrailleurvuur, waarop ze besloten terug te keren naar Doorn. Wim Hazeu: “De kamerheer van Wilhelm wordt een SS- Obersturmführer die Kamp Amersfoort bewaakt in de loop van de oorlog, en daarna van het gijzelaarskamp in Michielsgestel.” Vestdijk zal daar in 1942 zelf negen maanden geïnterneerd worden. “De Hauptwagenführer van de keizer, Walter Lange, is aangesteld als Ortskommandant van Doorn.”

Rond ’42 noemde de nazi-pers Vestdijk een ‘ancien regime’- schrijver, en is de keizer geen vertegenwoordiger bij uitstek daarvan? Maar beide waren het mensen naar wie men toe moest komen. Beiden hadden in Doorn een soort koninkrijkje met zichzelf als middelpunt. Wilhelm zijn landgoed met hofhouding en adellijke aanhang, en Vestdijk zijn Doornse villa waar schrijvers en kunstenaars over de vloer kwamen. Beide leefden vrij geïsoleerd, alleen was Vestdijks isolement zelfgekozen.

Ter Braak, Du Perron, Marsman: drie goede vrienden in 1940 kort na elkaar overleden. Anderen vluchtten of emigreerden. Vestdijk raakte steeds geïsoleerder in Doorn. Zijn schrijverschap floreerde daarbij: hij voltooide vier romans in de oorlogstijd.

Vestdijk wandelde regelmatig in de Kaapse Bossen, de keizer eerder in de omgeving van zijn landgoed en het dorpscentrum. In 1939, voordat de nazi’s ’s keizers contact met de omgeving bemoeilijkten, zou een ontmoeting gekund hebben. Mieke Vestdijk maakt resoluut een eind aan die veronderstelling: “Er is nooit contact geweest tussen die twee. Daar ben ik absoluut zeker van… “

(kader)

Mycena Vitilis en Wilhelm

Mieke Vestdijk werd pas geboren in 1938, maar haar moeder en een tante waren bevriend met de Van Gimborns, die op hun beurt met de keizer omgingen. Veertien jaar geleden richtte zij uitgeverij Mycena Vitilis op. Omdat Vestdijks werk niet meer werd uitgegeven, ging ze het zelf doen.  Haar eerste uitgaven gingen over de keizer, ‘om het uitgeefvak te leren,’ zegt ze. ‘De “Keizer-Quaestie”; Nederland en de vlucht van Wilhelm II november 1918-maart 1920’ van Rolf ter Sluis, was in 1994 de eerste uitgave; de tweede, in 1996, heette: ‘Der Kaiser im Exil’, geschreven door Lady Norah Bentinck, de nicht van de Bentinck die Wilhelm in 1918 zo gastvrij onderdak verleende.

©2008 H.F.(Frank) Flippo

Advertentie

Over Zilvervis

Zilvervis staat voor drs H.F. (Frank) Flippo (1962), schrijver, journalist, historicus. Auteur van 'Esoterie in begrijpelijke taal', ( maart 2013) en reisbundel Van het Pad (oktober 2017) Interesses: letterkunde, mythologie, filosofie, biologie.
Dit bericht werd geplaatst in Biografische schetsen, Literaire onderwerpen en getagged met , , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.