
Bron: Russ Allison Loar, Flickr
Het sublieme, ondeelbare, goddelijke Ene heeft een niet-manifest, ontwijkend karakter. Toch is het overal en toch kan het door iedereen ervaren worden. Dat niet iedereen het beleeft, komt doordat onze gedachten in de weg staan staan tussen ons en deze ervaring van ondeelbaarheid. Die heet in dit boek non-dualiteit. Twee heren bespreken dat 272 pagina’s lang op de grens tussen oosters denken en westerse filosofie.
Het typisch westerse, analytische denken houdt nooit op. Wat je ook verzint, je kunt altijd dieper en hoger in het dualistische denkschema dat onze gedachten op slot houdt. Zenleraar Ritskes en zijn co-auteur filosoof Arthur Nieuwendijk laten zien dat de heel oude denkers, de Griekse filosofen, hier nog wel een uitweg boden. Bovendien was in de Oudheid de koppeling van filosofie aan levenskunst nog onverdacht; filosofie mocht nog over gewone dingen gaan. Kerkvader Augustinus (354-430) maakte hier met zijn hoofdwerk De Stad Gods een eind aan. In dit en andere werken verbrak hij de band tussen het denken en ons lichamelijke en emotionele leven en dat ten gunste van het ideaal dat wij kennen als ‘paradijselijk leven na de dood’. Augustinus had een verreikende invloed op het hele westerse denken en deze invloed is tot op de dag van vandaag nog voelbaar bij bijna alle wijsgeren van nu. Het ware leven richt zich volgens Augustinus niet op wat je hier en nu kunt bereiken, maar op het hiernamaals en dat is tegelijkertijd typerend voor het middeleeuwse denken. Augustinus vormde dus niet alleen het denken van de kerkelijke autoriteiten alleen haar volgers, maar ook de zich onafhankelijk wanende filosofen schenken sindsdien nauwelijks aandacht meer aan het praktische geluk. Voortaan richtten ook zij zich vrijwel exclusief op de hemel. Zelfs atheïstische denkers doen dat, alleen noemen die de hemel ‘het Zijn’, ‘het Goede’ of ‘het hogere’. Zo lang het maar ver van het hier en nu ligt.
Opium?
Pas in de 19de eeuw begonnen westerse filosofen voorzichtig te morrelen aan de alleenheerschappij der metafysica. Voorbeelden zijn Kierkegaard, Heidegger en Schopenhauer. Zij behoorden tot de eerste westerse denkers die kennismaakten met het boeddhisme. Niet geheel toevallig begonnen mensen als zij te zoeken naar vormen van synthese die voorheen ondenkbaar leken. Dit bleef gedachtenspel; hun ivoren torens kwamen ze niet uit. Omdat hun denken geen praktische oplossingen biedt, leest Ritskes hen vooral als intellectuele meditatie. De auteurs stellen bij de hoogdravende teksten van deze grootheden regelmatig de begrijpelijke vraag: waar gaat dit nog over?
Ook ik lees filosofen vanwege hun hoge, ambitieuze, boeiende gedachtenvluchten. Regelmatig legde ik met een zucht van bewondering een werk van Nietzsche of Ortega y Gasset neer om hun volzinnen te laten resoneren. Dat soort lezen nodigt uit tot meer lezen en meer filosofie, en misschien een vlucht uit de werkelijkheid. Als dat zo is, dan biedt westerse filosofie geen wezenlijk andere oplossing dan poëzie, klassieke muziek of schilderijengalerijen. Hoe verschillend deze disciplines ook zijn, alle bieden zij vergezichten op droomwerelden die uitnodigen tot meer dromen. Marx noemde religie opium voor het volk. In veel opzichten voorzien kunst en zelfs filosofie in eenzelfde behoefte aan bedwelmen en wegkijken van de wereld.
Maar Zen is nu juist geen opium, betogen Ritskes en Nieuwenhuis. Het biedt een indringende beleving van de werkelijkheid zoals die is omdat ‘nu’ het enige is wat telt. Non-dualiteit en nu-causaliteit zijn daarbij belangrijke begrippen. Zij impliceren niet dat alle oorzaken en tegenstellingen moeten verdwijnen, maar dat oorzaken, gevolgen en tegenstellingen in de zen-ervaring als eenheid worden beleefd. Deze eenheid omvat lichaam en geest, bewustzijn en omgeving; alle conflicterende tegenstellingen lijken weg te vallen. Zen is nauw verwant aan de mystieke ervaring, maar dan zonder het extatische ervan, want extase put uit en vertroebelt de waarneming. Volgens zen is de wereld non-duaal; ons probleem is alleen dat we hem meestal als duaal beleven. Veel mensen geloven niet in een non-duale wereld. Voor hen is lastig te vatten wat met non-duaal bedoeld wordt. Niets om ons heen lijkt immers perfect, dus de tegenstelling blijft voelbaar. Het volgende citaat kan misschien opheldering bieden: “There is a crack in everything. That’s how the light gets in.”
Verwondering
Gewoonlijk denken wij dat problemen een uitwendige oorzaak hebben, maar volgens zen vindt elk probleem zijn oorzaak in de eigen geest. Door meditatie gaat je energie weer stromen. De zenbeoefenaar krijgt daardoor meer ruimte voor verwondering. Ieder die zijn negatieve gevoelens kan ontraadselen en onschadelijk maken, slaat volgens dit boek de weg in naar duurzaam geluk. En als het geluk bereikt is, wat dan? is een veelgestelde vraag. Rients’ antwoord: dan ga je anderen helpen, gelukkig te worden.
Het lijkt een ei van Columbus. Faciliteren van de ander in duurzaam geluk leidt tot geluk bij jezelf en bij de anderen. Werken aan positiviteit; negativiteit is een gegeven, maar je kunt die wel zelf groter en kleiner maken. Ik lees het voorbeeld van een vrouw die anderen vrouwen hielp met het verwerken van borstkanker. In haar woonkamer hing een foto van een vrouw die op de plek van een afgezette borst een tatoeage had laten zetten. Later kreeg ze zelf borstkanker en ook net zo’n afgezette borst en tatoeage. Zowel positieve als negatieve gedachten kunnen een eigen leven gaan leiden.
Dit boek wil een toegankelijke verkenning zijn en tegelijk een brug slaan tussen zen en westers denken. Misschien is dat te veel in één boek. “Veel oosterse zenteksten zijn te abstract doordat een toelichting ontbreekt en er vele switches van niveau zijn binnen de tekst” staat er in het begin. Zulke switches heeft ‘Non-dualiteit in de praktijk’ weinig. Toch is ook deze moedige poging soms te abstract. Deze dialogen tussen zenmeester en analytisch filosoof vergelijkt Ritskes met de wisselwerking tussen linker- en rechterhersenhelft. Hoofdstukken beginnen soms met woordpuzzels. Die hebben vanwege hun kernachtigheid een hoog abstractieniveau, zoals: “De oorzaak van deze zin ligt in het nu.” De gemiddelde hedendaagse lezer is te lui om te zoeken naar wat daar nu precies staat. Die haakt af, ook bij abstracte uitspraken als “Denken is altijd duaal, maar voelen kan dat denken transcenderen.” ‘Schrijven is schrappen’ is zo ver doorgevoerd dat dit leidt tot mooie en soepele, maar gecomprimeerde en daardoor soms cryptische taal. Een pluspunt is de dialoogvorm. Filosofische gesprekkenboeken kennen we uit de Oudheid, zoals bij Plato en Socrates. Weergegeven als gesprekken, brengen teksten diepe gedachten toegankelijker over dan als monoloog.
Intellectuele meditatie
Voor wie dit vloeiend leest, is het daardoor net als het werk van de genoemde filosofen een onderhoudende intellectuele meditatie. Voor een vlotte lezing van deze diepgravende stof is wel enige voorkennis vereist. Hoe minder een lezer weet van filosofie en zen, hoe moeilijker de tekst wordt. Zelf wist ik weinig van non-dualiteit en nu-causaliteit, al is dit probleem na ruim tweehonderd bladzijden wel verholpen. Non-dualiteit is de gewaarwording dat alles wat zich nu aan je voordoet, wonderwel met elkaar overeenstemt. Dezelfde ervaring heeft een vaardig keramist wanneer die opgaat in zijn werk, of een virtuoos muzikant of een vakbekwaam timmerman. Nu-causaliteit gaat over oorzaken en gevolgen, waarbij blijkt dat een voor de hand liggende oplossing in veel gevallen ook de beste blijkt te zijn. Je talenten goed toepassen betekent in de meeste gevallen: ze direct gebruiken. Een voorbeeld: iemand krijgt een gifpijl in zijn lichaam. Zijn omgeving moet dan onmiddellijk handelen en dat is wat dan ook bijna altijd gebeurt.
Het belang van non-dualiteit en nu-causaliteit wordt in vele toonaarden bezongen. Toch gelden ze niet als dogma’s. Bij volstrekte nu-causaliteit zou er namelijk helemaal geen lange termijn doel meer bestaan, alleen een verwijlen in een eindeloos nu. Die uitspraak ‘niet het doel, maar de weg is belangrijk’ verwerpt Ritskes om die reden. Zonder doel zou de weg niet eens worden aangelegd. In Zen telt wel vooral de weg, maar niet uitsluitend. Dat is een essentiële nuancering. Wij leren soms niet omdat onze intentie niet is uitgekristalliseerd. Doelen stellen is belangrijk omdat dit helpt, meer te bereiken en beter te presteren. Dat doel hoeft niet welomschreven te zijn, maar er moet wel over zijn nagedacht. Ook zelf kon Ritskes de discipline van het mediteren opbrengen dankzij het doel dat hij ermee voor ogen had: beter leren concentreren.
Zen gaat over verbondenheid in het nu. Zonder verwachtingen, zonder ballast uit het verleden, zelfs zonder hoop, want hoop is een vlucht vooruit in de tijd, zoals nostalgie een vlucht achteruit is. Het nu is het enige wat telt; de rest bestaat uit percepties, gedachten en constructies. Sympathiek aan zen is dat het niets pretendeert; ook niet het het monopolie op het scheppen van verbondenheid; die is ook te realiseren met bijvoorbeeld een ritueel rond voorouderverering. Of met meditatief dagelijkse bezigheden verrichten zoals schoonmaken. Zo lang de activiteit maar met volle aandacht en zorgvuldig gebeurt. En zo lang je de kleine mooie dingen niet weg laat glippen, maar memoriseert. Bijvoorbeeld door een dankbaarheidsdagboek bij te houden waarin je elke dag drie dingen schrijft waarvoor je dankbaar bent.
Tandenpoetsen
Geluk door middel van Zen betekent hard werken, steeds opnieuw en een leven lang. Anderen noemen dat discipline. Misschien hoort daar ook het accepteren van een zekere eentonigheid bij. Niet iedereen brengt het op om een week lang de mantra ‘ik ben’ te hummen en dan een week ‘ik ben niet’. Zenbeoefenaren hebben bijna niets nodig om tevreden mee te zijn. Zoals Kerouac in The Dharma Bums iemand laat oreren over de fantastische aromabespiegelingen uit The Book of Tea en dan opmerkt: “Those guys got high on almost nothing, right?” Toch is het mooi als de ene man de ander thee aanbiedt en die antwoordt: heerlijk, schenk maar in!
Het moeilijke van Zen zit hem niet alleen in stil zitten en eenpuntige aandacht oefenen. Dat zit hem ook in volhouden: steeds opnieuw, jaar in jaar uit, twee keer per dag 20 minuten zitten. Volhouden is al corvee op zichzelf. Alle militairen en monniken weten dat afzien het lichaam staalt, en wat je niet gebruikt, gaat achteruit. Waarom zou dan voor de geest iets anders gelden? Mits met de juiste intentie uitgevoerd, dragen zelfs dagelijkse klusjes bij aan de voor zen kenmerkende frisse en opgeruimde geest. Net als schrijfster Carry Slee was ik toen ik met zen begon, bang dat met Zen mijn creativiteit zou slinken, omdat zen over ‘niets’ mocht gaan. Net als haar ondervind ik het tegendeel. Met haar erken ook ik nu: je bent niet je gedachten. Het is fijn, deze zin vaak door je hoofd te laten rollen. Als je hem ten volle begrijpt, ben je al aardig op weg een blijmoedig mens te worden.
Ook na dertig jaar mediteren blijft de dagelijkse discipline dus een vorm van afzien, vergelijkbaar met tandenpoetsen. En dat gaat nooit over. De zegeningen van zen komen niet aanwaaien, net zomin als een atletisch en gespierd lijf nooit zomaar in de schoot wordt geworpen. Ook de inhoud van dit boek krijg je niet zomaar tussen de oren. Maar ik verzeker een ieder die het wil proberen: het is de moeite van de inspanning waard.
Non-dualiteit in de praktijk. Gesprekken op de grens van het denken. Rients Ritskes en Arthur Nieuwendijk, Uitg. Asoka (2017), 272 pagina’s, €19,95